Experimenteren

Experimenteren vraagt om een gedisciplineerd proces. Iedereen kan een experiment starten en een experiment kan overal over gaan. Tegelijkertijd geldt: een experiment heeft altijd een einde. Een experiment heeft als doel om te leren, niet om de eerste stap van een implementatie te zijn. Daarvoor zijn pilots bedoeld. Voordat je een experiment uitvoert, is het dan ook zaak eerst een aantal vragen te beantwoorden met elkaar:

Welk probleem ga je aanpakken met dit experiment? Of in welke behoefte wil je voorzien? Hierbij helpt het om het EMCC-model als uitgangspunt te nemen. Welke eigenschap van de organisatie wil je versterken?

Wat ga je doen? Welke interventie wil je uitproberen? En wat is het resultaat dat je verwacht? De managementactiviteiten van het meebewegend medewerkersbestand, het snel lerende vermogen en de op aanpassing gerichte organisatiestructuur kun je gebruiken als inspiratiebron.

Uit het antwoord op die vragen volgt een hypothese: ‘als dit … dan dat …’ Dit klinkt wellicht wat overdreven, maar een scherp geformuleerde hypothese helpt enorm om de effectiviteit van je experiment groter te maken. Het dwingt je heel nauwkeurig te kijken naar wat je gaat doen en welke uitkomst je verwacht. Daarnaast helpt een scherpe hypothese ook om de randvoorwaarden en afbakening duidelijk te stellen. Wat moet op orde zijn om de beoogde uitkomst te realiseren met het experiment (bijvoorbeeld in termen van tijd en investeringen, aanwezige kennis en competenties)?

Waar gaan we het experiment uitvoeren en voor hoe lang? Bij een team of meerdere teams tegelijk? Voor een maand of voor een kwartaal? Zorg ervoor dat elk experiment een hypothese, randvoorwaarden en afbakening heeft. Voor de rest mag je zo creatief zijn als je zelf wilt. Of mag je als leidinggevende zoveel creativiteit aanmoedigen als je medewerkers in zich hebben.

Click to access the login or register cheese
Scroll naar boven